In 2024 zagen Nederlandse huishoudens hun reëel beschikbaar inkomen met 3 procent toenemen ten opzichte van het jaar ervoor. Deze groei is voornamelijk te danken aan hogere beloningen voor werknemers en zelfstandigen, mede aangejaagd door stijgende cao-lonen en een aantrekkende arbeidsmarkt. Tegelijkertijd nam de hypotheekschuld flink toe, maar opvallend genoeg daalde de schuldquote ten opzichte van het bruto binnenlands product (bbp).
Loonstijging en hogere uitkeringen drijven inkomensgroei
Een belangrijke motor achter de inkomensgroei was de stijging van de totale beloning van werknemers, die met 7,3 procent toenam. Hoewel het aantal banen slechts met 0,7 procent groeide, lagen de cao-lonen gemiddeld 6,6 procent hoger dan in 2023. Ook zelfstandigen deden het goed: het gemengd inkomen steeg met 6,7 procent, met name in sectoren als de gezondheidszorg, detailhandel en horeca, waar de vraag naar diensten stevig bleef.
Daarnaast kregen huishoudens ook meer binnen via uitkeringen, die in totaal 6,8 procent hoger lagen dan een jaar eerder. Deze stijging hangt sterk samen met de verhoging van het minimumloon: op 1 januari 2024 steeg dit met 3,75 procent, gevolgd door een extra verhoging van ruim 3 procent op 1 juli. Bovendien steeg het aantal mensen met een pensioenuitkering, wat eveneens bijdroeg aan de hogere uitkeringsbedragen.
Hogere belastingdruk tempert koopkrachtwinst
Ondanks deze inkomensstijgingen moesten huishoudens ook dieper in de buidel tasten. De betaalde belastingen en sociale premies stegen met 8,8 procent. Hierdoor viel de koopkrachtwinst iets lager uit dan de brutocijfers doen vermoeden. Om het reëel beschikbaar inkomen vast te stellen, corrigeert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het netto-inkomen voor de inflatie. De uiteindelijke stijging van 3 procent weerspiegelt dus een reële verbetering van de financiële ruimte van huishoudens.
Hypotheekschuld stijgt, maar verhouding tot bbp daalt
Naast het inkomen nam ook de gezamenlijke hypotheekschuld van huishoudens flink toe. Vergeleken met 2023 groeide deze met 35,6 miljard euro tot een totaal van 890,1 miljard euro. De toename is grotendeels toe te schrijven aan stijgende huizenprijzen en een hoger aantal woningverkopen. Toch biedt de bredere economische context een geruststellend perspectief: doordat de economie nominaal sterker groeide dan de schuld zelf, daalde de hypotheekschuld als percentage van het bbp van 80 procent naar 78,5 procent. Daarmee bereikt deze schuldquote het laagste niveau sinds het jaar 2000.
Al met al weerspiegelen de cijfers van het CBS een gemengd beeld: de financiële positie van huishoudens is verbeterd, vooral dankzij loonstijgingen en hogere uitkeringen. Tegelijkertijd neemt de schuldenlast toe, al blijft deze binnen gezonde proporties ten opzichte van de economische groei.